Ik liep vanmorgen door de stad en daar was het ineens. Ik deed drie stappen terug, haalde een keer diep adem en ging snel de boekwinkel binnen. Ik ging bij de kookboeken staan, vlakbij de deur, tussen een oudere dame die vorsend in een boek over wijn stond te bladeren en een hippe meid met een veganistisch kookboek in de hand. Weer haalde ik diep adem en richtte mijn blik onderzoekend op de boekenplank voor me. Daar was het. Onmiskenbaar. Ik draaide mijn hoofd steels naar links, trok mijn neus op en knikte vriendelijk naar de oudere dame. Een beetje beschaamd, maar oneindig veel rijker, liep ik weer naar buiten. Het was sterker dan mezelf.
Ik beken: ik heb een afwijking. Al sinds ik een jaar of 12 ben. Ik heb het redelijk onder controle, maar soms verlies ik de strijd met mezelf. Zoals nu. Het aroma van boekenwijsheid vermengd met basilicum en een vleugje “onbestemde goddelijkheid” waren teveel van het goede. Ik moest en zou verder snuffelen en als een Grenouille in Grasse een nieuwe geur toevoegen aan mijn geurgeheugen.
Sinds het boek “Het Parfum” van Patrick Süskind weet ik gelukkig dat ik perfect normaal ben. Er zijn mensen die een adelaarsblik hebben – zoals mijn vader – of oren op steeltjes – zoals mijn zoon. Er bestaan ook uitzonderlijke smaakpapillen waar toevallig een mens aan hangt. Ik daarentegen schep een onsterfelijk genoegen in het verkennen van de wereld met mijn neus. Daar zal mijn achternaam vast voor iets tussen zitten.
De reukzin is evolutionair gezien het oudste zintuig van de mens, dat zich ontwikkelde vóór het gezichtsvermogen en het gehoor. De delen van de menselijke hersenen die geursignalen opvangen zijn betrokken bij zeer diverse processen, zoals emoties, seksualiteit, immuniteit en het geheugen. Geuren hebben – onder andere – invloed op het hormoonsysteem en het zenuwstelsel. Geuren zijn medebepalend in de keuze voor een partner, de vorming van herinneringen en de manier waarop de smaak van voedsel wordt ervaren. Geuren kunnen een mens maken of kraken.
In de drie jaar dat ik in Brazilië woonde, is geur nog belangrijker geworden. Een begroeting gaat er vaak gepaard met een kus en een “snuffel”. De eerste keer dat er gelukzalig in mijn nek werd geroken, schrok ik me wezenloos en ben ik meteen onder de douche gesprongen. Ik dacht dat ik stonk. Later leerde ik dat een “snuffel” ongeveer gelijk staat aan een kus, terwijl het voor mij oneindig veel intiemer voelde. In Brazilië is het de normaalste zaak van de wereld om je affectie te tonen door de ander te besnuffelen. De beleving van geur is dus ook cultureel bepaald.
In mijn beroep komt een geoefende neus goed van pas. Het plantenrijk is een geurenparadijs. Vaak wordt het belang van geurende plantenstoffen in het leven van de mens ten onrechte onderschat. Ik word bijvoorbeeld instant gelukkig – en hongerig – van de geur van sinaasappels en basilicum.
Welke geur maakt jou gelukkig?
Geef een reactie