– Ik was even mijn handen.
Ik zat samen met de andere vrouwen rondom de enorme kookpot. Naast de pot lag een berg schillen en bladeren van de groenten die in de soep terecht waren gekomen. Maïs, paprika, uien en VEEL scherpe pepertjes. Wel 20. Dat wist ik, want ik had ze zelf gesneden. Al keuvelend hadden we genoeg soep gemaakt voor het hele dorp. Die stond ondertussen geurig te pruttelen. Mijn maag gaf aan dat het bijna etenstijd was.
Ik stond al half recht vóór ik me realiseerde dat er helemaal geen mogelijkheid was om mijn handen te wassen. Dit Boliviaanse Guaraní-dorp, in de onherbergzame Itika Guasu-regio, lag ver van de rivier. Water was schaars en werd enkel gebruikt voor het klaarmaken van voedsel en het wekelijkse kattenwasje. Als ik me wilde wassen – zelfs simpelweg mijn handen wassen – moest ik eerst kilometers lopen om bij de dichtstbijzijnde rivier te komen.
Ineens begreep ik waarom ik het “voorrecht” had gekregen om de hete pepertjes te snijden. De acht vrouwen staarden me afwachtend en met onverholen plezier aan. De tandeloze grootmoeder barstte in lachen uit en de tranen liepen haar over de wangen. Het was zo aanstekelijk dat we allemaal over de grond rolden van plezier om de grap. Daar zat ik dus de rest van de week met handen die scherp waren van de pepers!
Het ijs was meteen gebroken. Ik kon de humor ervan wel waarderen.
Tot ik die avond wilde plassen.
Hoewel ik een paar grote bladeren in mijn hand gedrukt had gekregen als WC-papier, kreeg ik het toch voor elkaar mijn onderste regionen in brand te steken. De tranen sprongen me opnieuw in de ogen, alleen niet van het lachen deze keer. Ik heb wel een uur wijdbeens rondgesprongen en heen en weer gerend om verkoeling van de luchtstroom te krijgen. En niet van brandend verlangen.
De tijd die ik in Itika Guasu doorbracht, deed me nadenken over veel dingen die ik als vanzelfsprekend beschouwde: handen wassen, douchen, de lichtknop aan- en uitschakelen, privacy, persoonlijke ruimte. Er was geen stromend water en geen elektriciteit. De huizen hadden geen muren, dus je lag nooit alleen te slapen. De hangmatten hingen allemaal net iets te dicht bij elkaar. Je hoorde gesnurk, gefluister, gehuil, gegrom en gehijg. Ideeën over hygiëne waren noodgedwongen anders. Zweterige lichaamsgeuren werden normale aroma’s. Vet haar, vieze handen en stinkende oksels werden “het nieuwe normaal”.
Ik heb nooit meer zo genoten van douchen als na een tiental dagen in het dorp weer thuiskomen in de stad: mijn kleding in de tuin uittrekken om te voorkomen dat de vlooien het hele huis veroverden, het aangekoekte vuil van mijn huid spoelen, de rode aarde uit mijn haren wassen. Ik vind water en douchen – bijna 20 jaar later – nog steeds een enorm voorrecht, waar ik tot op het bot van geniet. Maar – eerlijk is eerlijk – handen wassen is na mijn tijd in Bolivia nooit meer belangrijk geweest. En handzeep al helemaal niet.
***
2020. Het nieuwe normaal. Het contrast kon niet groter zijn…
Ik weet wel wat ik verkies…
Geef een reactie