– Dus ú bent mevrouw Odeur?
De imposante man torende hoog boven me uit en keek me met een onderzoekende blik aan. Ik kromp een beetje in elkaar en knikte verlegen. Friemelend aan mijn tas stond ik in de deuropening en probeerde de situatie te peilen.
– Ik wilde u heel graag spreken. Ik was nieuwsgierig. Komt u binnen.
Verbluft en nog steeds niet helemaal op mijn gemak, stapte ik het kantoor in. Ik mocht op een stoel plaatsnemen, omringd door duizenden boeken. Ik keek schichtig de kamer rond. Op de vensterbank vochten tientallen weelderige planten voor een plekje in de zon. De man keek me nog steeds vorsend aan.
– Ik wilde u spreken over het tentamen van vorige week. Dat is door iedereen over het algemeen netjes gemaakt. Keurige antwoorden op de vragen. En toen kreeg ik uw tentamen onder ogen…
De moed zonk me in de schoenen. Ik zette me schrap voor het oordeel dat zou volgen.
– Mevrouw Odeur, u bent duidelijk een pionier die niet bang is om buiten de gebaande paden te treden. Zoveel onverwachte en originele antwoorden heb ik nog nooit in één tentamen samen gezien. U weet het nog niet, maar volgens mij bent u een etnobotanica in de dop.
***
Ik was krap 20, groen achter mijn oren en extreem verlegen. Dit was de dag dat ik voor het eerst hoorde over het vakgebied van de etnobotanie. De dag die mijn leven voor altijd zou veranderen. De man die ik sprak was Prof. Dr. Slikkerveer, een pionier in Nederland op het vlak van inheemse kennis, etnobotanie, etno-ecologie en bio-culturele diversiteit. Hij opende een compleet nieuwe wereld voor me. Een wereld die altijd al in me zat, maar nooit een naam had. Ik had nooit durven dromen dat al mijn interesses – in planten, mensen, culturen, rituelen, avonturen, bossen, verhalen, talen en het leven in het algemeen – in één term te vatten waren. De nieuwe wereld kwam voor mijn ogen tot leven, greep me bij de strot en is altijd aan me blijven plakken.
Prof. Dr. Slikkerveer is één van de bakens op mijn levenspad. Een richtingaanwijzer die me in het volste vertrouwen naar Bolivia liet vertrekken, om onderzoek te doen naar de etnobotanische kennis van de Guaraní. Zelfs in gesprekken over botanische avonturen, inheemse rituelen, bijzondere planten, gevaarlijke reizen, twijfels over de aanpak en hoop op zege, is hij me – piepjong als ik was – altijd “mevrouw Odeur” blijven noemen. Ik moest er altijd een beetje om lachen, maar vreemd genoeg maakte het ook dat ik me serieus genomen voelde. Hij had vertrouwen in mijn capaciteiten en daardoor groeide het vertrouwen in mezelf.
Ik mocht staan op de schouders van een reus. En het uitzicht was fenomenaal.
***
De afgelopen jaren hadden we bij tijd en wijlen contact. Hij betreurde het dat ik geen academisch onderzoek ging doen, maar schreef prachtige aanbevelingsbrieven voor toekomstige werkgevers. Eloquente pareltjes in een schrijfstijl uit (helaas) vervlogen tijden. Als ik niet aangenomen werd op mijn eigen kwaliteiten, dan was het vast door de mooie woorden die hij over me schreef. Zo bleef hij een baken op mijn kronkelende weg.
***
Het is nu bijna 20 jaar geleden dat ik naar Bolivia vertrok. Ondertussen leef ik mijn passie voor etnobotanie op mijn eigen manier uit. Toen ik een paar weken geleden uitgenodigd werd om een lezing te geven in de Hortus van Amsterdam, was dat een gelegenheid om terug te kijken op mijn leven en in mijn arm te knijpen over het pad dat ik loop. Mijmerend over welke mensen daar allemaal aan bijgedragen hadden, was de naam van Prof. Dr. Slikkerveer één van de eerste die oppopte. Ik nodigde hem via email uit voor de lezing.
Ik hoorde niets.
De lezing kwam en ging en was fantastisch. Maar zonder Prof. Dr. Slikkerveer.
Het voelde als een gemis.
***
Een paar dagen geleden kreeg ik plots een email. In prachtige bewoordingen uitte hij zijn trots over mijn levenspad. Helaas had hij de lezing moeten missen, omdat hij voor onderzoek in Indonesië zat. De kranige man van bijna 80 leidt nog steeds een bloeiende internationale onderzoeksschool met samenwerkingsverbanden in verschillende continenten. Hij begeleidt tientallen studenten en onderzoekers op het vlak van etnoscience. Hij werkt nauw samen met coryfeeën als Jane Goodall en Richard Leakey. Wat een levensenergie en liefde voor het vak!
De opluchting die ik voelde toen duidelijk werd dat hij nog steeds levend en wel een inspiratiebron mocht zijn voor velen, zette zich om in uitgelaten trots toen hij me uitnodigde om een lezing te geven aan zijn instituut in Leiden (Leiden Ethnosystems and Development Programme – LEAD).
Twintig jaar na onze eerste ontmoeting ontmoeten we elkaar dus weer.
Het verlegen meisje is uitgegroeid tot een ervaren vrouw. De ervaren man is uitgegroeid tot een wijze bewaker van een vakgebied dat de basis vormt van ons mens-zijn. Planten en mensen zijn immers onlosmakelijk verbonden.
Dit keer mag ik een inspiratiebron zijn voor zíjn onderzoeksteam en voor zíjn studenten. Een baken voor de nieuwe generatie. Fascinerend hoe het leven van een verlegen meisje lopen kan...
***
WE ALL ARE WISDOM KEEPERS.
WE BELONG AMONG THE WILDFLOWERS.
We zijn een groeiende groep.
We houden de bakens brandend…
Help je mee?
Geef een reactie